St. Maarten, 11 november 2011

25-07-2012 20:49

Elf November is de dag… Alle ouders met kinderen weten inmiddels wel wat dat inhoudt. En elk jaar weer voel ik me er onbehaaglijk bij. Want, die eerste keer… 1993

Ik was de vaat aan het wegruimen en Lief zat in bad. Toen de bel ging stond ik stijf van narigheid, zoals gewoonlijk. Mijn eerste reactie, Lief roepen om open te doen, doofde uit in ellende. Ik twijfelde. Wel of niet. Om deze tijd, al donker. Met alle moed die ik kon vinden, deed ik de deur naar het halletje open. Een vaag schijnsel schemerde door de ramen van de buitendeur. Ik wist niet wat ik ervan denken moest.

Mijn eerste kennismaking met St. Maarten was een feit. Gewend, en ingesteld op het afwimpelen van wat dan ook, stond ik nu voor een voldongen feit. Hier kon ik niet onderuit! Paniek sloeg ongenadig toe. Het schaamrood vloog me naar de kaken en ik prijsde mezelf gelukkig, dat het donker was. Er werd iets van mij verwacht, als vanzelfsprekend, maar niet voor mij. Chaos in mijn hoofd, tromgeroffel op mijn borst. Wat een ongeluk trof mij! Uitdrukkingsloos wachtte ik de genadeloze stilte af. Ik wist niet wat te doen, echt niet en kon wel door de grond zakken.

Buurkinderen met bijbehorende ouders. Die kinderen keek ik met gemak over ’t hoofd, maar die ouders! Echt herinneren doe ik me niet meer, maar ik geloof dat ik alleen maar verontwaardigd kon stamelen. Hadden ze dit niet even van tevoren kunnen laten weten? En wiens idee was dit?

Na het antwoord droop ik af richting… geen idee! Tevergeefs zocht ik naar snoep, zoveel begreep ik nog wel. In een flits dacht ik er serieus over om Lief uit bad te halen. Er borrelde iets naar boven toen ik naar de fruitschaal keek. Drie mandarijntjes keken mij verontschuldigend aan. Zes kinderen. Opgejaagd griste ik ze van de schaal. O nee! Nu weer terug naar die ouders… Wat zullen ze wel niet denken! Dat moest een teleurstelling voor de kinderen zijn en voor de ouders ging ik af als een gieter. Er zat echt niets anders op. Het had al lang genoeg geduurd, ik moest terug naar de deur. De drie mandarijntjes gaf ik maar aan een ouder en ik voegde de woorden:‘Het is niet veel, maar toch nog voor elk kind een half mandarijntje’ toe.

Pas toen ze aanstalten maakten om verder te gaan, ging mijn verstand weer werken. Ik kon ze nog net heldhaftig naroepen, dat ik het hartstikke leuk vond (het initiatief dan). De tijd erna deed ik er alles voor om de betreffende moeders te ontlopen. Ze hadden me toch al niet hoog in het vaandel, dacht ik, dus ze zouden me nu helemaal wel minachten. Oh, wat was het toch erg, die sociale fobie. Gelukkig had ik een goed geheugen: ‘Dit zou me nooit meer gebeuren…’