Mijn buurvrouw en ik, 8 januari 2012

01-08-2012 11:43

Waar zou de oorsprong liggen van iemand wel of niet mogen? Is het de som van de ervaringen die je met die ene persoon hebt? Of was het er van nature al en hoefde het alleen bevestigd te worden?

In het specifieke geval dat ik voor ogen heb, vermoed ik het laatste.

 

Het is mijn tweede therapiedag als het gebeurt. Creatieve therapie, of beeldend/vormend zoals het tegenwoordig wordt genoemd, start om kwart voor elf. Ik vind het leuk spannend en het daagt me uit om te experimenteren met gedrag. Mijn plaats in de groep staat centraal.

 

De opdracht luidt:’Kies allemaal een materiaal, ga ermee om de tafel zitten en maak na gezamenlijk overleg een werkstuk’. Onder materiaal wordt ook verstaan een kwast, een lijmstick etc. Mevrouw ADHD, die ik nog even buiten schot laat, pakt een vel papier; een goede basis. Dat lijkt op te gaan voor iedereen, behalve voor mij. Ik denk er meerdere kanten mee op te kunnen. We kunnen altijd nog  de boel van de anderen er opsmeren, schilderen, etc.

Het overleg ontbreekt, naar mijn idee. We om de tafel zitten en ieder voor zich kraamt er maar wat uit. Zo zou mijn verf, uitgestreken dienen te worden door mijn buurvouw, die een kwast heeft. Ja, wat moet je anders met een kwast? ‘We moeten een beetje lief zijn voor elkaar met een gezamenlijk project’, zegt mijn lijdend onderwerp. Daar ben ik het niet zomaar mee eens. Laat ieder voor zich inbrengen wat ie wil, dan kunnen we erover praten. Kijk, zo’n kwast kun je ook toevoegen aan wat het gaat worden. Steek ‘m desnoods dwars door het werkstuk heen. Lijkt mij erg uitdagend. Ik heb nog geen gelegenheid gekregen om ook maar iets te zeggen, dat ook door de anderen gehoord wordt, en ik laat weten het helemaal niet vanzelfsprekend te vinden om mijn verf op die manier in te zetten. Een uitdagend gevoel komt omhoog en ik laat van me horen. Mijn verf wil ik gebruiken voor de ‘finishing touch’. Wat betekent, dat ik mijn verf niet wil laten uitsmeren door de kwast van de buurvrouw. Overleg blijft nog steeds uit. Ik voel me nog niet de aangewezen persoon om als gespreksleider op te staan. Te snel op een tweede therapiedag. Hoewel ik het zou kunnen, denk ik. En ik moet iets onderdrukken.

 

Nou, men begint. Een cirkel lijm wordt op het papier aangebracht. Veroorzaakt door de nadrukkelijk en herhaaldelijk genoemde ‘opdracht’, dat we een zon moeten maken met elkaar. Wederom door mijn buurvrouw. Dat vind ik wel heel erg voor de hand liggen. We starten met geel papier, ja, en ik heb oranje verf, ja, maar kunnen we niet even praten over wel of geen zon? De lijm wordt bestrooid met glimmende figuurtjes. Het ziet er leuk uit. Ongemerkt wordt er in de richting van de klok mee, gewerkt. Hadden we dat besproken? En ik ben aan de beurt. Er wordt van mij verwacht, dat ik de cirkel vul met oranje verf. Maar ik wil de finishing touch maken, laat ik nogmaals weten. Kijk, nu wordt er gepraat. Uiteindelijk doet iemand het voorstel om óók de finishing touch te doen. Dat vind ik een goed idee. Daar was ik niet opgekomen. Dus ik ga deels overstag. Ik spuit (per ongeluk) een enorme klodder oranje verf in de cirkel. Zit mijn buurvrouw mooi mee. Veel teveel. Ik voel iets kriebelen en het komt bij mijn buurvrouw vandaan. ‘Je kunt het teveel toch onder de kraan wegspoelen’, denk ik. Daar komt mijn buurvrouw dan weer niet op. Ze voelt zich verplicht alles te gebruiken en schildert nog een cirkel om de lijmcirkel heen, zich hardop verontschuldigend dat ze niet anders kan. (?) Dus gaat het bij mij kriebelen en ik ga me dom lachend, zwak verontschuldigen. Daar baal ik van. Dat wil ik helemaal niet. Afin, het werkstuk wordt mooi. De ‘zon’ krijgt zwakke stralen van pastelkrijt. Ze zijn niet goed zichtbaar. En terwijl dit groepslid er nog mee bezig is, begint buurvrouw de stralen uit te vegen. Weliswaar mooi, maar… We zijn rond. Dan nu mijn laatste hand aan het geheel. Ik zet kloddertjes verf op de toppen van het werkstuk. Er bovenuit torende ronde stukjes kurk. Het voelt goed. Meegegaan met en toch mijn doel bereikt. Mooi toch?

 

In de nabespreking doe ik mijn woord en vraag aan groepslid zonnestraal of ze zich niet weggevaagd voelt door mijn buurvrouw. Dat blijkt niet het geval. Dan is buurvrouw aan de beurt. Ze zit half van me afgekeerd en zegt niets te willen zeggen, ‘want haar irritatieniveau’ zit inmiddels tot zover. Met haar handen gebarend tot net boven haar haargrens. Ik voel ‘m onmiddellijk aankomen. Het ergst vind ik de indirecte manier van doen. Ik voel me er rot onder. Vanaf dat moment lijken we vijanden. Ze negeert me tot op heden. Ik haar niet en ik vraag me af hoe dat voelt bij haar.

Maak een gratis website Webnode