Lente, 21 maart 2012

03-08-2012 19:36

Wie weet de laatste.

Je zult ze de kost moeten geven die overtuigd zijn van het vergaan van de wereld dit jaar, in december.

Voor mij wordt het terugblikken en feesten. Als dat laatste wil lukken, kom ik misschien tevreden bij mijn einddoel aan.

Er is weer kleur in de natuur. In het snel groeiende gras verschijnen achtereenvolgens: krokussen, narcissen, paardenbloemen, blauwe druifjes en ga zo maar door. Toch zijn de madeliefjes de eerste dappere zomerbloempjes.

Ik denk aan mijn peuterdochter; veertien jaar geleden. We namen een superlief klein mandje mee met een heus hengseltje en klepjes die open en dicht konden. Voor dochterlief was het een verrukking om steeds opnieuw een bloempje te vinden. Vanwege haar, nog beperkte zichtveld, waren het niet de mooiste exemplaren. Ze plukte de bloempjes. Letterlijk. Dat gingen we toch doen! Ik liet ook de steeltjes eraan, dan zette ik ze in een piepklein vaasje op de seizoenentafel. Ik liet haar zien hoe een krans te maken van madeliefjes, maar daar kwam ze niet voor en had er ook helemaal geen geduld voor. Haar verrukking bestond uit zoeken en vinden, zoiets als paaseieren zoeken.

 

Deze lente ga ik alleen op pad, mijn pad. Ik trek eropuit en zoek een groot zonnig grasveld vol madeliefjes. Laat me zakken op de vochtige grond en met alle geduld rijg ik de ‘circle of life’, zolang ik kan. Misschien wel een die vier keer om mijn nek past. Dan rijd ik langs de lammetjes en neem alle tijd om hun gekke bokkensprongen en onhandige bewegingen te observeren. En als de eenden komen bedelen geef ik ze handenvol brood. Kleine stukjes, die ik thuis zorgvuldig gesneden heb. Ik voel nu al een glimlach op mijn gezicht verschijnen. Zodra (en dat is al snel), er mooi gevormde en heerlijk ruikende hyacinten te koop zijn, haal ik er een paar in huis en ga in het zonnetje aan de tafel de bloempjes rijgen. En genieten van de geur en de wassen, ietwat vet aanvoelende bloempjes die door mijn handen glijden en een ketting rijgen. Die uiteraard ook tot een cirkel worden gebonden. Ik hang ‘m op in de kamer als symbool van steeds terugkerend leven. En niet in de laatste plaats om van te genieten.

 

En later, als de Vlierbessen bloeien, pluk ik alle bloemen en schud ze los over mijn pad. Als witte sterretjes die mij de weg wijzen. Dan kan ik altijd nog de weg terug vinden…

En als het plassen regent, neem ik alle tijd om de watercirkels te bewonderen en de luchtbellen die eruit omhoog borrelen te zien uiteenspatten. Deze lente wordt een feest van genot, van terugblikken en overdenken. Ik trek de duinen in en laat mezelf verdwalen (wat niet moeilijk is voor mij). Mijn pad volgend naar, geen idee. Ik neem wel een warme slaapzak mee, een zaklantaarn en wat foerage. Verdwalen oké, maar zonder al te veel ontberingen. Het lijkt me spannend, een uidaging aan zoveel in mij. Dat wil ik meemaken. Deze laatste lente. En wie weet vind ik daar mijn doel.

 

De saaiheid van dit alles zal mij, in mijn laatste lente niet te pakken krijgen. De saaiheid, die ik altijd ervaar vanwege de voorspelbaarheid waarin de plantjes aan de aarde ontspruiten. Nooit zal de volgorde eens anders zijn. In het korte tijdsbestek van een mensenleven, zie ik geen uitdagingen van de mij omringende natuur. Het is elk jaar hetzelfde. En iedereen praat erover. Waarom? Wees stil en luister naar de natuur. Ik trek mijn gordijnen dicht en kruip in bed. Al dat moois verdwijnt weer voor je het in de gaten hebt. Dus zie ik het liever allemaal niet. Jarenlang verlangde ik naar de lente, als een medicijn. Wat, als het weer een prut seizoen werd? De teleurstelling was heftig, te heftig. Dan moest ik weer een heel jaar lang verlangen naar… beter.

Ik wil niet meer verlangen. Nooit meer. Verlangen doet teveel pijn.