Ik en de groep, 2 januari 2012

01-08-2012 11:37

Sociaal isolement en rechten toe-eigenen. Twee schema’s waar ik hoog op scoor en het zal me een biet zijn. Dat sociale isolement zoek ik zelf op en bevalt me beter dan ‘onder de mensen’ zijn. En rechten toe-eigenen: daar zit ik geen moment mee. Wee degene die ze mij dreigt af te nemen. Ik heb mezelf simpelweg tot die enige uitzondering verkozen. En ik ben tegen geen enkele prijs bereid dat op te geven. Kom nou, ook ik wil me onderscheiden. En mocht het hierdoor tot conflicten komen en de dreiging van het sociale isolement versterken, dan neem ik dat graag voor lief. Kortom, wat doe ik in ’s hemelsnaam in een therapiegroep?

Nog half grieperig, ga ik toch vanmiddag maar naar therapie. Gewoon om niet in hangen te verzanden en om op de hoogte te blijven van wat er zoal speelt bij mijn groepsleden. Aanvankelijk nog enthousiast om de groep weer te zien, na enkele minuten is dat omgeslagen in het tegendeel. Ik heb niets met de anderen. Volgens mij kennen ze mijn naam niet eens. Dat leid ik af uit het gedrag van een groepslid die mijn aandacht vraagt door overdreven te gebaren.

Diegenen die zich bij ons voegen en niet de moeite nemen om hun bek open te trekken vind ik gewoon een asociaal stelletje. Oké, gelukkig Nieuwjaar wensen is geen must, maar gedag zeggen wel, vind ik. Mijn irritaties zijn getriggerd.

 

Vanmiddag eerst weekopening en schema’s inbrengen, daarna doelengroep. Ik beslis al van te voren om niets in te brengen, want ik kan nauwelijks praten. Elke afwijkende ademtocht lokt een hoestbui uit. Met de weekopening en de terugblik op het weekend zijn we met een half uur rond. Ik was de laatste en hou het kort vanwege het hoesten.

 Ik haal mijn flesje water uit mijn tas en neem een flinke slok, waarop mevrouw ADHD naast me laat weten het niet eens te zijn met de inname van vocht. Zij heeft zojuist haar veel te hete thee door haar slokdarm moeten zien te krijgen, want thee (en koffie) zijn verboden binnen de groepssessies. Natuurlijk heb ik hier begrip voor; ik had het me al eerder gerealiseerd. Een gedachte die zich even meldt luid: ‘dan moet je in de pauze niet zo lang staan roken en lullen en op tijd een kop thee nemen’. Naast mijn begrip ervaar ik ook het onrecht van een ongelijkheid, maar dat houd ik nog maar even voor me.

De socio legt het uit. Geen drinken tijdens de sessies. Ik laat weten een smaak in mijn mond te hebben alsof ik een dode muis heb opgegeten. ‘Nou ja, als ik er maar een beetje rekening mee houd’. Dat wil ik wel hoor. Intussen draaien de raderen in mijn hoofd op volle toeren en ik word woest. Als ik opvliegers heb moet ik drinken. Als daar geen begrip voor is, ben ik weg, simpel. Mijn gedachten zoeken de GV en vinden een goed antwoord. Dat komt later wel. Rechten toe-eigenen? Nee, een verzoek tot dispensatie inbrengen.

‘Stomme groep’, denk ik als ik vertrek. Die sneeuwklokjes ga ik echt niet trakteren met mijn verjaardag. Ze zijn het me niet waard.