De wereld op z'n kop, 11 januari 2012

01-08-2012 11:57

Stel je voor. Je wordt wakker en een van de eerste dingen die je doet is het opzoeken van nieuwsfeiten. Met stijgende paniek probeer je te luisteren naar wat daar voor je neus wordt beweerd. Als je het probeert samen te vatten, stijgt er een gegeven levensgroot bovenuit. De wereld, die je tot nu toe ‘kent’ blijkt een leugen. Geïsoleerd voor de buis, uit het leven gezet als het ware, ben je zelfs niet in staat om jezelf ook maar iets af te vragen.

 

Meer nieuws dringt zich aan je op. Degenen die de waarheidswisseling op het moment dat het plaatsvond bewust meemaakten, zijn onbezoedeld. Zich niet bewust van een ander verleden. Zij zijn direct in de nieuwe wereld opgenomen. Op alle fronten. Spreken een andere taal, dragen andere kleding, kennen andere gebruiken, etc. Jij bent volkomen onbekend voor hen. Ze kennen je niet. Je wordt gezien en behandeld als outcast. Jij brengt tweespalt in de wereld en moet ‘behandeld’ worden, anders zul je het huidige leven niet kunnen bevatten en je erin staande houden, met een zekere dood als gevolg.

Wat zou je denken als deze info tot je komt? Wat zul je doen?

 

En ik? Wat denk ik en wat doe ik? Ik ga de straat op, omdat ik het niet geloof. En kom bedrogen uit. De werkelijkheid zoals ik die ken, bestaat echt niet meer. Van de nieuwe werkelijkheid weet ik niets te maken. Er is volkomen onbegrip in mij. En gauw ga ik terug naar huis. Godzijdank bestaat dat nog wel. De weg naar mijn huis en zelfs de woning lijken onveranderd. Uitgeput kom ik binnen. Het is volkomen onduidelijk wat ik denk, voel en ga doen. Ik ben doodsbang. Telecommunicatie bestaat niet meer, ook de televisie zwijgt. Het nieuws heeft mij tenslotte bereikt. Ik ben aan zet. Ik pak wat zekerheden bij elkaar, die in rap tempo onder mijn handen veranderen in totaal iets anders. Ik wil naar bed. Mijn enig overgebleven zekerheid. De muren wijken terug, de trap lijkt een niet te nemen obstakel. Maar mijn wil is zo onmenselijk sterk. Mijn wil om mijn isolement in te duiken. Geborgenheid te vinden in dromen. Bijna onbewust is deze keuze gemaakt. Mijn levensresten zullen opgaan in isolement. Het voelt goed, dit besluit. Maar ik verwacht nog de nodige tegenstand op mijn weg. Ik ken mijn rivaal en weet dat ik ‘m kan verslaan. Ik ga mijn allerlaatste strijd aan. Mijn bed staat ongeschonden in een onbekende ruimte. Hoe kom ik erin en hoe maak ik de ruimte tot vriend? In elk geval tot medestander. Ik kijk naar de terugwijkende muren. Ze lijken leven uit te stralen. Vreemd leven. Ik benader ze met het laatste beetje liefde dat mij rest. Ik raak ze aan. En al snel lukt het mij deze levensvormen met mijn Liefde te beïnvloeden. Echte liefde. Ze worden mijn maatjes en ik trek ze om me heen als een warme deken. ‘Ik ga sterven’, denk ik nog, terwijl ik omwikkeld door liefde mijn plekje inneem. Het is goed. Ik heb meer dan genoeg aan leven. Wat voor leven dan ook!